Toen ik als kind ‘de literatuur’ ontdekte, was ik me er natuurlijk nog niet van bewust dat boeken gaandeweg een steeds belangrijkere plek in mijn leven zouden innemen. Iedere keer wanneer we naar de bibliotheek in een dorp verderop gingen, om boeken voor mijn oudere broer te halen, moest mijn moeder mij troosten. Ik huilde tranen met tuiten omdat ik nog niet kon lezen. Toen die hobbel eenmaal genomen was, was er geen houden meer aan. Ik genoot van de kleurige leesboekjes op school en verslond de kinderboeken uit de bieb. Later werden het avonturenboeken en series als Pinkeltje, weer iets later verloor ik mijzelf in De Vijf en eenmaal op MAVO en HAVO vond ik het heerlijk dat we onze boekenlijst vol moesten krijgen, zowel voor Nederlands, Engels en Duits. De lijst kon me niet lang genoeg zijn. Sommige van die boeken hebben diepe indruk op me gemaakt, zoals De hond in het lege huis van Anton Koolhaas, Karakter van Ferdinand Bordewijk, De nagelaten bekentenis van Marcellus Emants, Oeroeg van Hella Haasse en Erik en het klein insectenboek van Godfried Bomans.

Maarten ’t Hart

Van de vele prachtige boeken die ik las, sprong Een vlucht regenwulpen van Maarten ’t Hart er voor mij tussenuit. Lang heb ik me afgevraagd waarom dat zo was. Het had kunnen zijn, en ik heb dat ook een tijd gedacht, omdat hij openlijk schrijft over zijn worsteling met zijn religieuze achtergrond. Zeker toen ik later theologie ging studeren en mijn eigen worsteling met míjn religieuze roots doormaakte, herkende ik daar veel in. Maar naarmate ik ouder word en het boek diverse keren heb herlezen, besef ik steeds meer dat daar niet de eigenlijke bron van mijn fascinatie ligt. Die ligt uiteindelijk dieper, tijdens het lezen resoneren mijn eigen ervaringen, die ik als kind in de kano op de Linge opdeed, mee. Mijn fascinatie ligt in de manier waarop ’t Hart de natuur in zijn boek laat figureren. ‘Ja, hij is bioloog’, hoor ik u denken. Dat klopt, maar er is meer. ’t Hart beperkt zich niet tot het beschrijven van wat hij heeft waargenomen. Iedere wending in het boek, verleden-heden en toekomst, zijn intiem verweven met het landschap dat de hoofdpersoon, Maarten, draagt en hem helpt zijn leven te begrijpen en in veel gevallen – te verduren.

Op het eiland is een plekje met in de zomer hoog, mals gras en wilgenbomen, waar de late middagzon juist tussen de stammen van oude bomen door schijnt. Als je daar op windstille dagen tussen het gras ging staan en uitkeek over een smalle sloot welke het eiland bijna in twee delen verdeelt, kon je de hele wereld in tweevoud zien met, door het donker tussen de stammen en het schaarse zonlicht, een zo bedrieglijk gevoel van verdubbeling in plaats van alleen maar weerspiegeling dat ik altijd dacht: nu bestaan er twee werelden en op die andere wereld gaat alles goed tussen Martha en mij

Deze constante uitwisseling tussen hoofdpersoon en natuur omspeelt de ervaringen die ikzelf vaak opdoe wanneer ik langs een plas in de polder zit, met hoog boven mij het waaien van de wind in de bomen, het dansende zonlicht op de stammen van de bomen, het zingen van de vogels in de struiken achter mij, het roepen van de waterhoentjes op de plas en de zoemende bijen in het gras: niet ik lees de natuur, de natuur leest mij.

Foto: Maarten ’t Hart, Een vlucht regenwulpen, AD Nederlandse Klassiekers, EAN 8710114001481